![]() |
Palm Music Foundation
|
Johannes Petrus Boskaljon (Curaçao, 17 april 1863 – Curaçao, 5 maart 1936) kreeg zijn eerste fluit- en tenorhoornlessen van zijn oom Frederik de Jongh. Tijdens zijn militaire dienst kreeg Boskaljon de gelegenheid en tijd om zijn muzikale kennis en ervaring verder te verdiepen en te verbreden. Op 33-jarige leeftijd werd hij benoemd tot dirigent van de militaire muziekkapel van Curaçao, een functie die hij tot zijn pensionering in 1922 zou bekleden.
In de eerste decennia van de twintigste eeuw speelden Boskaljon en zijn militaire muziekkapel een belangrijke rol in het muziekleven van Curaçao. Elke woensdag- en zondagavond gaven ze openbare concerten in het centrum van Willemstad. Toen de militaire muziekkapel in 1928 werd opgeheven, nam Johannes Boskaljon het initiatief om een nieuwe fanfare op te richten: St. Cecilia. St. Cecilia bestond uit oud-leden van de militaire muziekkapel, aangevuld met leden uit de burgerij. Jarenlang dirigeerde Boskaljon ook de fanfare van het Sint-Jozefweeshuis in het dorp Santa Rosa op Curaçao. De weeskinderen kregen wekelijks gratis muziekles van Boskaljon.
Boskaljons repertoirekeuze voor de door hem gedirigeerde concerten toont aan dat hij voor zijn tijd behoorlijk vooruitstrevend was. Na een uitvoering van de Choclo-tango op een zondagavond in 1914 fulmineerde de hoofdredacteur van de lokale katholieke krant Amigoe di Curaçao in een redactionele notitie, waarin hij de tango karakteriseerde als een grove, sensuele en onbeschaafde dans die niet in het openbaar gespeeld zou morgen worden. Blijkbaar maakte deze redactionele bijdrage geen grote indruk op Boskaljon. Enkele weken later speelde de militaire muziekkapel uitdagend de Tango Argentino, geschreven door de Spaanse componist Juaquín Valverde Sanjuan. Boskaljon componeerde zelf ook drie tango's: ¡Mas Luz!, Paraguay en Otro Tango.
Als componist schreef Johannes Boskaljon talloze dansstukken. Met zijn militaire muziekkapel, en later met de Sint-Cecilia-fanfare, luisterde hij de feestelijkheden op tijdens nationale feestdagen, soirees en partijen in het gouvernementspaleis of op privéfeesten. Toen Shon Jantji Boskaljon, zoals hij op Curaçao werd genoemd, op 5 maart 1936 overleed, verloor het eiland een van zijn populairste figuren uit die tijd. Tijdens de begrafenis eerde zijn Sint-Cecilia-fanfare hem door het spelen van de door Boskaljon gecomponeerde treurmars Adiós a Santa Cecilia (= Vaarwel Santa Cecilia).
Na Boskaljons dood in 1936 maakte een openbare collecte de bouw van een muziekkoepel op het Brionplein in het centrum van de stad mogelijk. Bij de onthulling in 1937 van deze muziekkoepel, die vernoemd was naar Johannes Petrus Boskaljon, omschreef de heer Gronemeyer, voorzitter van de Curaçaose Kunstvereniging, zijn composities als aantrekkelijk vanwege de ritmische en melodische charme die in een groot aantal van zijn composities duidelijk aanwezig is. Helaas werd de koepel na een herinrichting van het Brionplein in de jaren 70 gesloopt. In de jaren 80 werd een replica van deze koepel gebouwd in de tuin van het Curaçaosch Museum.
Johannes Boskaljon was getrouwd met Petronella Dijkstra. Het echtpaar kreeg drie kinderen: Rudolf Frederic Willem Boskaljon (1887-1970), Rosina Henriëtte van Geffen-Boskaljon (1888-1949) en Cornelis August Boskaljon (1891-1930). Zijn zoon Cornelis (Corri) werd een veelgevraagd componist van dansmuziek. In 1922 volgde hij zijn vader op als dirigent van de militaire muziekkapel op Curaçao. Zijn andere zoon, Rudolf, werd de oprichter en dirigent van het Curaçaos Philharmonisch Orkest en heeft ook symfonische orkestwerken gecomponeerd.
![]() |
Stichting Palm Music Foundation info@palmmusicfoundation.org KVK nummer: 34302157 ANBI RSIN: 819424432 |
over Jan Gerard Palm over Jacobo Palm over andere componisten |
bestuur Palm Music Foundation privacy & cookies herroepingsrecht |